Leren om te leren - mijn eerste MOOC

Eén van de leukste ontwikkelingen van de laatste jaren vind ik de opkomst van de MOOC: de Massive Open Online Course. Het is ideaal voor iedereen die zich op een behoorlijk nivo in een bepaald onderwerp wil verdiepen maar geen geld en/of tijd heeft om een conventionele opleiding te volgen.
In mijn geval komt daar nog bij dat ik niet goed leer in klasverband; omdat ik erg snel wegdroom neem ik na een tijdje niet goed meer op wat er door de docent wordt verteld en word erg afgeleid door de mensen om mij heen. Ik leer veel beter op mezelf, met mijn eigen timing.

Een MOOC voorziet daar uitstekend in en het mooie is ook nog dat je er de deur niet voor uit hoeft, wat ik zeker in de winter (denk: je komt na een lange dag werken thuis, het is koud en het giet, en je moet naar de bushalte om naar de stad te gaan om daar een paar uur je wekelijkse cursus te volgen) een groot voordeel vind.

MOOCs worden georganiseerd door voornamelijk Amerikaanse universiteiten, ze zijn gratis en bestrijken zo'n beetje alle universitaire disciplines. MOOCs worden meestal aangeboden via speciale platformen, waarvan Coursera en EDX de grootste zijn.
Je kunt er geen diploma's mee behalen (het kan wel maar dan moet je flink in de buidel tasten) maar kunt wel testen doen en daar ook punten voor krijgen.
In Nederland hebben we De Universiteit van Nederland, maar die heeft vooralsnog alleen losse colleges en geen complete cursussen. De colleges zijn overigens wel zeer de moeite waard!

Ik ben zelf begonnen met de MOOC Learning to Learn op Coursera. Een cursus van vier weken die ingaat op de nieuwste kennis over het brein en hoe je hier zo goed en creatief mogelijk gebruik van kunt maken bij het opdoen van nieuwe kennis. Het richt zich in eerste instantie op het leren van wiskunde en wetenschap, maar is zo breed opgezet dat het eigenlijk overal kan worden toegepast.

Per week krijg je een serie video's die tussen de 3 en 12 minuten duren, dus nooit langer dan je concentratie kan hebben. De video's bestaan uit lezingen, filmpjes, interviews of een combinatie daarvan.  Daarnaast is er additioneel een lijstje met interessante artikelen/boeken om te lezen, maar dat is niet noodzakelijk om de cursus te kunnen volgen. Bij Learning to Learn hoort het boek Learning by numbers (een overigens misleidende titel) van Barbara Oakley maar de stof in dit boek wordt prima afgedekt door de video's dus je kunt goed zonder. Je kunt het zo breed maken als je zelf wilt. Via de gekoppelde fora kun je contact hebben met mede-studenten of gewoon even zien waar die mee worstelen ;-). Het is een internationaal gezelschap, al komen de meeste deelnemers uit de VS.
Qua tijd is de stof voor een week heel goed te doen, maar je mag ook nog wel een beetje uitlopen, de testen kun je nog anderhalve week na afsluiting van de lesweek maken.

Learning to learn begon met een paar duizend inschrijvingen, aan het eind van de eerste week waren dat er al 35.000 en in de tweede week was dit al gestegen tot 177.000!
Hoewel er ook cursussen zijn die je op elk moment kunt beginnen, is Learning to Learn een cursus met een begin- en einddatum, en wordt deze week afgerond.
Maar ben je nieuwsgierig geworden naar deze cursus, dan heb ik goed nieuws:
wegens groot succes komt er een herhaling van deze cursus, en wel van 3 oktober tot 3 november a.s.

Ik vind het zelf in ieder geval erg stimulerend om te doen, en ben al weer aan het bedenken wat mijn volgende cursus wordt.

Coursera heeft overigens ook een eigen app, zodat je de cursus ook op je tablet kunt volgen. Je kunt de video's van een week dan ook downloaden en afspelen als je ergens bent waar je geen internet hebt. 


Michael J. Sandel - Niet alles is te koop

Ondertitel: De morele grenzen van marktwerking

Als ik nu zou moeten kiezen voor een universitaire studie, dan zou ik zonder aarzelen kiezen voor Filosofie met specialisatie Ethiek. Want ik denk dat er de komende jaren een grote behoefte zal zijn aan deze mensen, gezien alle (technologische) ontwikkelingen die ons te wachten staan.

Dat gezegd hebbend, is 'Niet alles is te koop' van Michael Sandel niet het meest prikkelende boek wat ik over ethiek gelezen heb.
Sandel heeft wel erg veel woorden nodig om zijn punt te maken, en dat doet hij met eindeloos veel voorbeelden.
Wat is zijn punt dan? De hoogleraar politieke wetenschappen aan Harvard University stelt dat we tegenwoordig bijna alles verhandelbaar hebben gemaakt, vercommercialiseerd, maar dat dit voor sommige dingen niet wenselijk is, omdat hiermee ofwel ongelijkheid wordt gecreëerd ofwel het betreffende goed of dienst van zijn (morele) waarde wordt beroofd. Denk aan het tegen betaling voorrang krijgen bij het inchecken op de luchthaven of op een speciale baan op de snelweg mogen rijden (ongelijkheid), het betalen van kinderen om hogere scores te halen of het steriliseren van vrouwen die verslaafd zijn aan drugs (morele waarden).

Ik heb twee grote bezwaren tegen de verhandeling van Sandel:
Ten eerste is dit hele boek één grote opsomming van voorbeelden, die vaak erg Amerikaans zijn. Hij blijft maar doorgaan met het geven van zeer gedetailleerde voorbeelden, waardoor je min of meer murw geslagen wordt. Hij heeft de voorbeelden wel ingedeeld op categorie (de verschillende hoofdstukken): 'voor je beurt gaan', 'prikkels en stimulering', ethische gebieden zoals vriendschappen, adoptiebaby's en geschenken, 'leven en dood' en 'naamrechten'.
Aangekomen bij 'leven en dood' was ik het al zo zat dat ik deze twee laatste hoofdstukken meer heb gescand dan gelezen. Wat ik trouwens wel schokkend vond om te lezen: dat het in de VS gebruikelijk is dat bedrijven levensverzekeringen afsluiten op hun medewerkers, de zgn. 'portiersverzekeringen'. Dit betekent niet alleen dat zij bij overlijden van een medewerker een enorm bedrag opstrijken (en de - vaak arme - achterblijvende gezinsleden het nakijken hebben) maar bovendien een soort 'belang' krijgen bij het vroegtijdig overlijden van een werknemer......

Mijn tweede bezwaar is dat de eigen mening van Sandel niet tot uitdrukking komt. Bij elk voorbeeld laat hij de twee kanten zien: je kunt het zo zien maar je kunt het ook zus zien. Vervolgens zegt hij dat wij met elkaar een discussie aan moeten gaan over welke kant dan voor ons de doorslag moet geven.
Dit zorgt ervoor dat het boek elke vorm van 'spanning' of noem het: prikkeling ontbeert.
Persoonlijk vind ik het veel interessanter als iemand een lekker dwarse stelling poneert waarvan je weet dat de halve goegemeente het daar niet mee eens is, dan dat hij of zij keurig neutraal blijft zodat iedereen wel een argument vindt om er in mee te gaan of niet. Dan wordt het een hele vlakke redenering, die dit boek dan ook is.
Dat is jammer, want hij raakt wel aan een zeer belangwekkend onderwerp, namelijk de kloof tussen economie en moraal. Hoewel Sandel dus verwijst naar een algemene maatschappelijke discussie over dit onderwerp (waarvan ik mij afvraag wie dat gaat initiëren dan, met een overheid die het marktdenken tot mantra heeft gemaakt) is voor mij één ding heel duidelijk geworden, namelijk dat wij de komende jaar veel meer hebben aan filosofen dan aan economen.
Want zoals Sandel in zijn laatste afrondende vraag stelt:
"De vraag naar de vrije markt is uiteindelijk een vraag naar de manier waarop we met elkaar willen samenleven. Willen we een maatschappij waarin alles te koop is? Of zijn er bepaalde morele en sociale waarden die op de vrije markt niet worden gerespecteerd en die niet te koop zijn?"

Guy Delisle - Birma

Na het fantastische 'Jerusalem', dat ik hier niet heb besproken, was het nu tijd voor Birma van dezelfde auteur/tekenaar. Het is net als Jerusalem een graphic novel.

De (franse) Canadees Delisle is getrouwd met een medewerkster van Artsen zonder Grenzen en in die hoedanigheid kwam hij in 2005 in Myanmar (of gewoon Birma volgens de Fransen) terecht.
Delisle doet in dit boek hetzelfde als wat ik ook in 'Jerusalem' zag: zich als een schijnbaar onnozele ziel onder de bevolking begeven om er zo achter te komen wat er in het land gaande is en hoe de gewone mensen dat ervaren. Toen hij naar Jerusalem ging (2009) was hij inmiddels vader van 2 kleine kinderen, in Birma is zijn eerste kind Louis nog maar een baby. Een baby blijkt, net als honden, een probaat middel om in contact te komen met de medemens. Elke Birmees die Delisle tegenkomt is verzot op de kleine Louis en neemt dan maar de vader op de koop toe.
Deslisle tekent op een geweldige manier, heel lichtvoetig en simpel, met een lekker luchtige humor, maar ondertussen kaart hij wel serieuze zaken zijn, zoals het dictatoriaal regime en de manier waarop de bevolking onderdrukt wordt. 'Birma' is dan ook niet zomaar een grappige strip, maar een zeer effectief middel om een complex verhaal te vertellen.

Niet alleen politiek komt voorbij maar ook alle leuke en minder leuke, rare en ongewone dingen uit het dagelijks leven; de hitte, de regentijd, de rituelen van de monniken die dagelijks langs de deur komen bedelen, de censuur op internet, de gebrekkige internetverbindingen, basisbehoeften zoals melk die plotseling voor lange tijd uit de schappen verdwijnen, zwerfhonden, de vorm van de huizen, de gebrekkige elektriciteitsvoorziening etc.

Hoewel 'Jerusalem' nog net een tikkeltje beter was, heb ik ook aan dit boek weer ontzettend veel plezier beleefd en af en toe hardop zitten grinniken (wat voor mij tamelijk bijzonder is)  maar ik heb er ook weer veel van opgestoken. Het visuele aspect heeft, juist omdat het hier gaat om een ons doorgaans onbekend land, een enorme toegevoegde waarde.



Doe eens gek, probeer eens een graphic novel en begin dan met deze geweldige tekenaar!





Met dank weer aan Erik voor de geweldige tips op graphic novel gebied

Arthur Japin - De overgave

Je hebt van die boeken waarvan je zelf overtuigd bent dat je ze ooit gelezen hebt. Tot je zo'n boek in je handen hebt en blijkt dat je herinneringen ervan niet het boek zelf als bron hebben maar allerlei verhalen die je erover gehoord en gelezen hebt! Dat overkwam mij onlangs bij het boek De overgave van Arthur Japin. Ik wist er veel van, maar bleek het niet gelezen te hebben. Via wat toevallige omstandigheden had ik het onlangs weer in handen en ben het gaan lezen. En werd meegesleept van begin tot eind.

Dit boek verscheen in 2007 en ik moet zeggen dat Japin toen overduidelijk veel beter schreef dan hij tegenwoordig doet (met 'Maar buiten is het feest' als droevig dieptepunt).

Cynthia Ann met haar dochter Topsannah
Wat een boek is dit! Het gaat over de Amerikaanse kolonisten die aan het begin van de 19e eeuw proberen grond op de indianen te 'veroveren', door op een mooi stuk grond een fort te bouwen, vaak met boerderijen eromheen.  Ook de familie Parker bouwt zo'n fort op een stuk grond in Texas, tussen de rivieren de Brazos en de Trinity. Niet alleen de indianen, maar ook de Mexicanen claimen land in de zuidelijke gebieden, maar het zijn uiteindelijk de Comanches, die fort Parker overvallen, 5 familieleden doden en een aantal vrouwen en kinderen kidnappen. De 'stammoeder' Sally ofwel Granny Parker, de tweede vrouw van dominee John Parker, laten ze voor dood achter. De zowel lichamelijk als geestelijk beschadigde Granny Parker is de rest van haar leven bezig met haar wraakgevoelens én haar zoektocht naar haar verdwenen kinderen en kleinkinderen en dan vooral haar lievelingskleinkind Cynthia Ann.

In De overgave doet zij haar verhaal, vanaf het moment dat zij haar eerste man, Richard Duty, ontmoet.
Het is een bij tijd en wijle gruwelijk verhaal, maar wat knap en prachtig geschreven. Ik had voortdurend het idee de stem van Granny te horen en werd meegesleept in haar emoties.

Fort Parker zoals het tegenwoordig te bezoeken is
Het verhaal is gebaseerd op ware gebeurtenissen. De overval van Fort Parker was de eerste waarbij zo massaal kolonisten door indianen werden gedood en ontvoerd en staat bekend als The Fort Parker Massacre. Sally Parker heette in werkelijkheid Sarah Parker en de meeste van de beschreven familieleden hebben werkelijk bestaan. Het verhaal van Cynthia Ann, dat ik niet bij voorbaat ga verklappen, is een beroemd verhaal waar ook andere schrijvers zich door hebben laten inspireren, waaronder Douglas C. Jones' Season of Yellow Leaf en Ride the wind van Lucia St. Clair Robson.
Het Fort is nog steeds te bezoeken.

'De overgave' is naast het persoonlijke verhaal van Granny Parker en de moeizame verhoudingen tussen de kolonisten en de indianen ook een stuk geschiedenis van de staat-in-wording Texas, de strijd tegen de Mexicanen en daarna de strijd voor onafhankelijkheid.
In alle opzichten een boeiend en meeslepend boek, waarvoor ik zelfs de huishoudklussen heb verwaarloosd om maar door te kunnen lezen. Dat lijkt mij het beste compliment wat je een schrijver kunt maken.

Hoewel dit boek een uniek verhaal beschrijft, is het eind (en de titel) gebaseerd op een universele vraag waarmee elk mens die het kwaad heeft ondervonden moet worstelen: blijf je tot in de eeuwigheid zitten met je gevoelens van haat en wraak, of lukt het je jezelf te overstijgen en ben je ten langen leste in staat om te vergeven?
Een vraag die altijd aktueel zal blijven, in een wereld waarin mensen elkaar verschrikkelijke dingen blijven aandoen.



Hoeveel Knausgard kan een mens hebben?


Karl Ove Knausgard - Nacht (deel 4 van Mijn Strijd)

Ja, hoeveel Knausgard kan een mens eigenlijk hebben? Dat heb ik meerdere malen verzucht tijdens het lezen van dit boek. Ik vrees: niet zoveel meer, al weet ik het pas zeker na het volgende deel.

Knausgard dreigt in dit boek een beetje in herhalingen te gaan vallen, ik vond het in ieder geval de minst goede uit de reeks tot nu toe (maar het was nog steeds geen echt slécht boek). In dit boek gaat het om de 18-jarige Karl Ove, en dat is geen prettig heerschap. Die pist in de wasbakken, gooit zijn rommel op straat en zet een brutale bek op als iemand daar wat van zegt, is regelmatig zo dronken dat hij niet meer weet wat hij doet, wil zoveel mogelijk meisjes neuken, jat uit supermarkten, bedriegt zijn moeder, vernielt hotelkamers en zo kan ik nog wel even doorgaan.

En die vader, die is wéér vreselijk aanwezig. Je ziet vooral in dit boek de ontwikkeling naar de getroubleerde man die Knausgard nu als veertiger is geworden en als lezer wordt je min of meer gedwongen door de 'feiten' om de conclusie te trekken dat de relatie met zijn vader daar een grote rol in heeft gespeeld.

Bij aanvang van het boek begint de 18-jarige Karl Ove aan een baan als leraar op een lagere school op een afgelegen plek in het noorden van Noorwegen. Niet omdat hij enige interesse voor het vak heeft, maar om een jaar goed te verdienen, zodat hij zich daarna kan wijden aan zijn schrijverscarrière. Blijkbaar kon je toen (misschien nu nog wel?) in Noorwegen met alleen een gymnasiumdiploma voor de klas staan.
Maar zijn eerste dronkenschap daar leidt het verhaal via de herinneringen terug in de tijd, naar zijn laatste jaren op het gymnasium, de periode dat zijn ouders scheiden en zijn vader hertrouwt met Unni. De jonge Knausgard kan de vrijheid die gepaard gaat met de volwassenheid niet aan, hij gaat helemaal los met drank en drugs. Meneer wil vrij zijn, zich niet ophouden met die burgelijke toestanden, met die 'intermenselijke rotzooi'.  Hij voelt zich een heel speciaal mens die met kop en schouders boven het klootjesvolk uitsteekt. Het is bijna stuitend om te lezen hoe hij zich gedraagt en hoe hij zijn moeder, die het ook niet makkelijk heeft, verdriet doet. Ik ben geen psycholoog maar je kunt toch niet álles maar op die vader schuiven?
Het alcohol-gen heeft Karl Ove in ieder geval wel van zijn vader meegekregen, want hij is driekwart van het boek ladderzat of bezig het te worden. En op jacht naar meisjes, terwijl het hem maar niet lukt om sex met hen te hebben omdat hij steeds voortijdige zaadlozingen krijgt. Dat gaat gewoon door als hij eenmaal op zijn eentje woont en lesgeeft (hoe hij in hemelsnaam in voortdurende dronkenschap zijn examens heeft gehaald en een baan heeft gevonden, wordt niet vermeld).

Dit noemt men 'schrijven met een niets-en niemand ontziende eerlijkheid'. Dat is mooi, maar de vraag is: kan de lezer dat nog aan? Ik bijna niet meer, ik werd er soms onpasselijk van. Opgewonden worden door 13-jarige meisjes en daar flink over uitwijden en ondertussen uit frustratie maar stevig doordrinken en dan niet meer weten wat je gedaan hebt...
Aan het eind, het schooljaar is voorbij,  gaat het wel beter met Knausgard en kan de lezer op adem komen. Hij komt wat tot rust, bleek niet goed tegen een half jaar in het donker leven te kunnen, wordt wat meer volwassen. Is aangenomen op de schrijversacademie in Bergen en heeft eindelijk sex. Nou hèhè, eind goed al goed zullen we maar zeggen.

Het is niet slecht geschreven, maar de passages waarin Knausgard op een unieke manier zijn en onze persoonlijke gedachten universeel weet te maken, zijn in dit boek minder aanwezig, terwijl het juist die stukken zijn die Knausgard voor mij een goede schrijver maken. Toch wil ik me nog wel wagen aan het vijfde deel dat, gezien de titel ('Schrijver'), naar ik aanneem over zijn schrijverschap zal gaan, wat me een stuk interessanter lijkt. Ik reken in ieder geval op een beter boek!






Economie in tijden van overvloed

Zaterdag las ik twee opmerkelijke verhalen in de krant. De ene ging over de oosteuropese landen en hoe zij hun 'bevrijding van het communisme' anno 2014 ervaren. Er bleek veel irritatie te zijn over de kwaliteit van het eten: 'vroeger' aten ze wat het land hen gaf: de lokale produkten, vers en van goede kwaliteit. Nee, dat was niet meer, nu lagen de supermarkten vol met 'die smerige westerse rotzooi'. De eigen waren werden immers verhandeld omdat dat meer opleverde en kwamen in het buitenland terecht.
Ook stond er een stukje in over de boycot van Europees voedsel door Rusland. De russen werd gevraagd hoe zij om dachten te gaan met deze komende tekorten. 'Tekorten? Die komen er helemaal niet. We eten weer gewoon onze eigen produkten!'
Snap je het nog? Vrijwel over de gehele wereld wordt dus voedsel verbouwd wat voor een groot deel ge-exporteerd wordt, en tegelijkertijd wordt datzelfde voedsel weer geimporteerd uit andere landen. Ik zou wel eens een kaartje willen zien met al die vrachtbewegingen. Een door economie gedreven wereld: wat een waanzin eigenlijk. En dan heb ik het nog niet eens over het speculeren met voedselprijzen, want dat is een vak apart en ronduit immoreel, als je het mij vraagt.

Nog erger is natuurlijk wat nu zichtbaar wordt door die genoemde boycot: goed en vers voedsel dat moet worden 'doorgedraaid' (lees: vernietigd of als veevoer gebruikt) om de prijzen van dat voedsel kunstmatig hoog te houden, om daarmee de boeren kunstmatig in bedrijf te houden. Huh?
Ik ben blij dat ik geen econoom ben, want economie, dat ging toch over het zo goed mogelijk verdelen van schaarse goederen bij onbeperkte verlangens, en niet andersom.
Het zal vast veel te simpel gedacht zijn om gewoon te eten wat van het eigen land komt. Wat denk jij?

Dit gaat natuurlijk helemaal niet over boeken, maar soms zijn er dingen die ik met al mijn boekenwijsheid niet kan begrijpen. Dit is er één van.

Worstelen met Amanda Gefter's "Einstein's achtertuin"

Oorspronkelijke titel: Trespassing on Einstein's lawn

Soms zou je wel willen dat je terug mocht naar je 16-jarige zelf, het moment waarop de grote levenskeuzen nog gemaakt moeten worden, maar dan wel met de kennis van nu.
Die gedachte kwam bij mij boven, toen ik aan dit boek van wetenschapsjournaliste Amanda Gefter begon. Ik kom er nog op terug.

Gebaseerd op enkele interviews met Amanda Gefter en besprekingen van haar boek Einstein's achtertuin, dacht ik dat dit een boek zou zijn waarin deze autodidactische wetenschapsjournaliste de natuurkunde uitlegt voor ons, leken.

Mijn eerste barrière was dat ik dit  boek las in het engels en als ebook. Al snel vroeg ik me af of dit niet te moeilijk is in het Engels? Moest ik niet toch maar de nederlandse vertaling, die inmiddels vers in de winkel lag, aanschaffen? Maar omdat ik geen boeken meer wilde aanschaffen en me bedacht dat de meeste wetenschapsboeken over dit onderwerp (mocht ik verder willen lezen) in het engels zijn, vond ik dat ik daar dan maar doorheen moest. Lastig was ook het ebook format, omdat je bij dit boek veelvuldig heen en weer wilt bladeren, naar de Glossary en naar eerder uitgelegde onderwerpen.

Dit alles gezegd hebbend bleek er toch nog een grotere barrière te zijn, de taal was niet het grootste probleem. Iets wat ik me pas realiseerde toen ik zo'n vijftig bladzijden op dreef was; dit boek vraagt behoorlijk wat voorkennis over de relativiteitstheorie en vooral over quantum fysica.  De lezer is dus gewaarschuwd!
Ik heb verschillende strategieën toegepast wanneer ik iets niet snapte: ergens anders doorlezen over het betreffende onderwerp tot ik het wel snapte; dit leidde ertoe dat ik op een gegeven moment in een soort keten van andere boeken bezig was met hetzelfde onderwerp maar steeds vanuit een andere insteek, wat nogal wat onrust gaf.
Vervolgens ben ik filmpjes op YouTube gaan zoeken. Dit heeft me min of meer een basis over quantum fysica opgeleverd, maar met veel rafelrandjes die ik later weer in mijn gezicht gesmeten kreeg toen dit onderwerp terugkeerde in een andere gedaante en ik er alsnog niet veel van kon volgen.
De laatste strategie was dan gewoon maar doorlezen tot het eind en zien wat ik er van mee zou pikken. Dit gaat echter ook niet omdat Amanda voortbouwt op wat ze eerder besproken heeft, dus ik raakte steeds verder van het pad af.

Zo rond de 60 bladzijden, wanneer Amanda haar gedachten over het uitdijende heelal beschrijft,  was het voor mij echt niet meer te volgen en heb ik besloten eerst voorkennis te gaan opdoen en daarna dit boek een nieuwe kans te geven. Want het is wel een prettig boek voor nieuwsgierige geesten en goed opgebouwd met een startvraag, de vraag die de vader van Amanda stelde aan zijn toen 15-jarige dochter over de oerknal: hoe kan iets ontstaan uit het niets? Of zou wat wij het 'niets' noemen eigenlijk 'alles' zijn, namelijk het onbegrensde, oneindige alles. Maar als dat zo is, dan is er iets veranderd in dat "alles" en wat is dan de trigger geweest voor die verandering?
Bij Amanda wordt de vonk der wetenschap hierdoor ontstoken, en samen met haar vader gaat ze lezen, om antwoorden te vinden. Mooi beeld van Amanda en haar vader, driftig lezend in een snel uitdijende verzameling wetenschapsboeken, die op een gegeven moment een hele kamer vullen. Dit boek vormt het verslag van die zoektocht naar antwoorden.

Ook bij mij is een vonk ontstoken, die mij motiveert om mijn antwoorden te gaan zoeken op de basisvragen van de natuurkunde: wat is nu precies die relativiteitstheorie, en wat is quantum fysica, welke relatie hebben die twee met elkaar en hoe kan de oerknal hiermee verklaard worden?
Om terug te keren naar mijn 16-jarige zelf: ik vond vroeger de exacte vakken verschrikkelijk, ik snapte er weinig van en er werd ook weinig ondernomen om ons, een groep pubers die met hele andere dingen bezig waren, uit te dagen ons erin te verdiepen. Ik zag toen natuurlijk niet wat ik nu wel zie: als je je ergens niet in verdiept, zul je het ook niet begrijpen en als je iets niet begrijpt vind je het ook niet leuk. Ik had toen nog niet die onuitputtelijke nieuwsgierigheid die ik nu wel heb, waardoor ik me er nu wel in wil verdiepen.

Helaas bevat Einstein's achtertuin geen bibliografie. Er zijn per hoofdstuk wel enkele 'suggesties voor verder lezen' opgenomen. Ik heb uiteindelijk mijn eigen lijstje opgesteld:

Bill Bryson - A short history of nearly everything (vert. Een korte geschiedenis van bijna alles, een boek wat ik zowiezo al heel lang wil lezen, ik heb zelfs twee edities in de kast staan: de engelse en de nederlandse geillustreerde)
Stephen Hawking - A brief history of time (vert.: Een korte geschiedenis van de tijd)
Vincent Icke - Niks relatief: de speciale relativiteitstheorie zonder formules
Timothy Ferris - Coming of age in the milky way (vert.: Ruimte en tijd)
Chad Orzel - How to teach physics to your dog (vert.: Hoe leer je natuurkunde aan je hond)
James Kakalios - The Amazing story of Quantum Mechanics
Stephen Hawking - The universe in a nutshell (vert. : Het heelal)
Brian Greene - Fabric of the cosmos (vert.: De ontrafeling van de cosmos)

Ik ben voorlopig wel even bezig.
Voor wie meent voldoende voorkennis te hebben om zich aan dit boek te wagen, twee tips dus: koop de nederlandse vertaling en koop het papieren boek.







Gedachten over (het lezen van) Middlemarch van George Eliot

De vlag ging uit chez Boekhappen, toen ik de laatste bladzijde van Middlemarch had omgeslagen!
Niet omdat het een schier onneembare vesting is, dit vuistdikke werk. Maar omdat zich in mij de gedachte had vastgezet, dat ik niet meer in staat was de concentratie op te brengen om het lezen van zulke dikke, klassieke boeken te volbrengen. Dit is denk ik gebeurd, nadat ik tot drie keer toe een poging had gedaan om De Graaf van Monte Cristo te veroveren.

Wat is er deze keer dan anders gegaan? Sinds ik me, na mijn cursus Snellezen, meer bewust ben van de processen die zich tijdens het lezen afspelen, merkte ik al vrij snel dat het, na een aanvankelijk goed begin, langzaam bergafwaarts ging met lezen. Ik vroeg me af: hoe kan dat nou, ik vind het zo'n mooi boek, het zal me toch niet weer gebeuren dat het me gewoon niet gaat lukken? Ik realiseerde me vervolgens, dat ik in een oude valkuil was gevallen (zelf gegraven, ook nog eens): ik las niet alleen Middlemarch, maar nog zeker 4 andere boeken tegelijkertijd.
Niet doen! Helemaal fout! Middlemarch is een boek waar je in moet zitten (en blijven) om het te beleven en bovendien heeft het zoveel personages dat je er zo een paar vergeten bent als je het boek een paar dagen laat liggen.

De eerste pakweg 250 bladzijden zijn niet de meest boeiende, omdat het hier nog niet zozeer draait om een plot maar om de vele personages en locaties te introduceren en te leren kennen. Dat leidde bij Andy Miller uit het boek The year of reading dangerously (waarin hij o.a. verklaart dit boek persé te willen lezen) tot de verzuchting: ik kom hier nooit doorheen, er gebeurt helemaal niks! Waarop zijn vrouw, die het al gelezen had, hem vermaande: niet zeuren Andy, gewoon elke dag 50 bladzijden lezen. Simpel doch doeltreffend want hij merkte dat hij die 50 bladzijden na een paar dagen vergat en doorlas, omdat het verhaal steeds meer tot bloei kwam.
Een tactiek die ik ook heb toegepast voor het eerste stuk: elke dag 50 bladzijden en ook ik merkte dat ik er na een paar dagen zo lekker in zat dat het een genot werd om door te lezen en uiteindelijk een meeslepend verhaal werd.

Het boek leest als een soort soap die zich afspeelt in een typisch engelse plattelandsgemeente rond 1830. Het is de periode vlak voor de eerste liberale hervormingswet in het parlement wordt aangenomen, die leidt tot een herverdeling van de kiesdistricten en een groot aantal mannen uit de middenklasse kiesrecht geeft. De politiek omtrent het voornemen van deze wet loopt als een rode draad door het verhaal, maar maakt het zeker geen politiek verhaal.
Middlemarch is vooral het verhaal van Dorothea Brooke met haar verheven idealen, en wat hier uiteindelijk van terecht komt. Haar huwelijk met de 30 jaar oudere geestelijke Casaubon  blijkt zich niet te ontpoppen als de intellectuele uitdaging die zij zich voorgesteld had; zij had gehoopt een grote rol te kunnen spelen bij zijn (tragische) levenswerk 'de sleutel tot alle mythologieën'.
Een tweede verhaallijn is die van de nieuw aangekomen arts Lydgate, die zijn oog laat vallen op de bekoorlijke Rosamund Vincy, dochter van een fabrikant met aanzien.  Lydgate heeft ook zijn idealen, meer van medische aard en denkt de vrijheid te krijgen die idealen te verwezenlijken als hij maar eenmaal een stabiel huishouden heeft om op terug te vallen. Hij blijkt zich deerlijk te vergissen in de aard van zijn huwelijk.
Daarnaast zijn er talrijke andere (bij-)personages wiens verhaal verweven is of raakt met de hoofdpersonages, maar elk opgevoerd personage is 'rond' en gelaagd, en iedereen heeft wel iets sympathieks én iets onsympathieks, zodat je als lezer ook zelf je morele overwegingen dient in te zetten.

Maar de grootste aantrekkingskracht van dit boek zit hem in de manier waarop het geschreven is, door een alwetende verteller die met een scherpe en ironische blik verslag doet van de verwikkelingen in en rond Middlemarch. Dat dit ook in de Nederlandse vertaling een genot is om te lezen en bijzonder fris aandoet,  is te danken aan de voortreffelijke vertaling die ik had.

Een voorbeeldje van zo'n ironische opmerking die ook nog een prachtige metafoor bevat, over de verliefdheid van Rosamund op Lydgate, waarbij diens goede afkomst een grote rol speelt:
"Als u het geloofwaardig vindt dat het beeld van Lydgate als man van goede familie golven van opwinding kon veroorzaken die iets te maken hadden met het gevoel dat ze verliefd op hem was, vraag ik u om uw vermogen tot het maken van vergelijkingen een beetje beter te gebruiken en u af te vragen of een rode uniformjas met epauletten nooit een soortgelijke uitwerking heeft gehad. Onze emoties wonen niet afgezonderd in gesloten kamertjes maar gekleed in hun kleine garderobe van ideeën brengen zij hun proviand naar een gemeenschappelijke tafel en gebruiken gezamenlijk de maaltijd, waarbij ze van het gemeenschappelijke voedsel eten naar gelang hun eetlust."

Zorg dus dat je deze editie te pakken krijgt, voor gegarandeerd leesplezier!





Ik heb de uitgave gelezen in de 'gouden reeks'  van Athenaeum - Polak & Van Gennep
ISBN 90 2531133 4 
2002, gebonden, 916 bladzijden
vertaling door Annelies Roeleveld en Margret Stevens
Deze editie is er inmiddels ook als ebook, wat me veel handiger lijkt dan die kilo die ik steeds mee moest slepen!

Joshua Foer - Het geheugenpaleis


Oorspronkelijke titel: Moonwalking with Einstein

Ik begon met grote verwachtingen aan dit boek, dat ik al lang in de kast had staan maar weer naar boven kwam omdat we dit boek in de cursus Snellezen hebben gebruikt voor een geheugentestje.

Joshua Foer was in 2005 als journalist voor het internetmagazine Slate aanwezig bij de Amerikaanse geheugenkampioenschappen. Ik wist niet dat zulke kampioenschappen bestonden! Hij ook niet en hij raakte gefascineerd door deze zgn. mnemonisten oftwel geheugenatleten. Met als resultaat dat hij een jaar later zelf deelnemer was aan deze kampioenschappen, en won!
Hoe hij zo ver gekomen is, vertelt hij in dit boek. Een 'jaar van het geheugen' dus.

Foer ontdekt dat de geheugenatleten geen speciale mensen zijn, dat wil zeggen mensen met speciale hersenen of speciale gaven, maar wel blijkt uit allerlei onderzoek dat hier naar gedaan is dat ze twee hersengebieden hebben die meer aktief zijn dan bij de gemiddelde mens: dat van het visueel geheugen en dat van de ruimtelijke navigatie.
Concreet betekent dit dat ze de dingen die ze moeten onthouden omzetten in beelden en deze beelden 'distribueren langs een pad dat vertrouwd is'.
Dit is overigens niet nieuws. Er is een klassiek werk, de Rhetorica ad Herennium uit plm. 85 v C, geschreven door een anonieme auteur, dat een volledige uitwerking bevat van de door de Griekse dichter Simonides (556-468 v C) bedachte geheugentechnieken.
De basistechnieken die hierin worden behandeld zijn fundamenteel onveranderd gebleven en vormen de basis van de technieken die nu worden gebruikt.
Daarbij wordt het geheugen gesplitst in een natuurlijk geheugen (de 'hardware' waarmee je geboren wordt: de hersenen) en een kunstmatig geheugen: de 'software' die op je hardware draait: hoe maak je gebruik van je hersenen. Het kunstmatig geheugen kan verbeterd worden door oefening en discipline, waarbij twee 'middelen' worden gebruikt: beelden; de inhoud van wat je wilt memoriseren en plaatsen (loci); de locaties waar die beelden worden opgeslagen: de geheugenpaleizen. Dit kunnen huizen zijn die je goed kent, of gebouwen waar je vaak komt. Maar ook routes die je vaak aflegt. Alles wat je goed kent. Het principe van de loci is gestoeld op het benutten van het ruimtelijk geheugen om informatie met een minder vanzelfsprekende volgorde te structureren en op te slaan.

Bron: The Guardian
Foer zit avond aan avond met gehoorbeschermers en een afgeplakte bril met twee kleine kijkgaatjes op, in de garage van zijn ouders te oefenen; rijen getallen onthouden, de volgorde van spellen kaarten memoriseren en gedichten uit het hoofd leren.
Het gaat hem steeds beter af maar als lezer vraag je je ook steeds meer af: waartoe dient dit eigenlijk, al dat onthouden van totaal onbelangrijke zaken zoals de volgorde van een spel kaarten?
Foer stelt zichzelf (uiteraard) ook die vraag.  Het antwoord is tweeledig: zonder conceptuele structuur (lees:kennis) om te verankeren wat je ziet/hoort/leest, beklijft er niets; het vergt kennis om kennis te verwerven. En we kunnen alleen actief deelnemen aan een gemeenschappelijke cultuur als de deugden en waarden van die cultuur (via het geheugen) worden overgedragen.
Daarnaast zijn leren, geheugen en creativiteit onderdelen van hetzelfde proces; hoe makkelijker je associaties maakt en hoe meer feiten en ideeën je tot je beschikking hebt, hoe beter je bent in het verzinnen van nieuwe ideeën.

Tot zover de interessante gedeelten van Het Geheugenpaleis. Wat mij een beetje ging irriteren in dit boek is het hoge gehalte aan anekdotes en 'gebabbel' waarmee Foer de opgedane kennis aan elkaar praat. Hij ontmoet veel mensen die iets te zeggen hebben over het geheugen, maar introduceert zo'n gesprek met een waaier aan onbelangrijke details zoals hoe zijn gesprekspartner gekleed gaat, wat voor weer het is en in welke stemming hij verkeert. Ook bespreekt hij bij het onderwerp 'savants' (mensen die op één of enkele gebieden genieën zijn, vaak autisten) zijn wantrouwen aangaande de synesthesist/savant Daniel Tammett (auteur van Op een blauwe dag geboren). Bladzijden lang wijdt hij uit over de redenen waarom Tammett niet kan zijn wat hij beweerd te zijn, terwijl dit totaal niet ter zake doende is.
Het voordeel van dit anekdotisch schrijven is dat je op een vrij terloopse manier kennis over het geheugen opdoet. Een beetje de geschiedenis en basiskennis van het geheugen. Het nadeel is wat ik noem 'een beetje', het gaat allemaal niet erg diep. Wil je dus een wat diepgaander, meer wetenschappelijk opgezette theorie over het geheugen, dan kun je beter op zoek naar andere boeken. Maar wil je overview van wat er rond het geheugen is bedacht, op een prettige manier geschreven, dan is dit jouw boek.

Zelf trekt Foer na zijn 'jaar van herinneren' de volgende conclusie:
"De belangrijkste les die ik overhield aan mijn jaar in het geheugencircuit was niet het geheim van het memoriseren van poezië, maar iets wat veel universeler was en wat me, in zekere zin, waarschijnlijk veel meer van pas zal komen in mijn leven. Mijn ervaringen hadden de waarheid bevestigd van het gezegde 'oefening baart kunst', maar alleen als het gaat om de juiste vorm van gerichte doelbewuste oefening. Ik had aan den lijve ondervonden dat je met concentratie, motivatie en bovenal tijd je geest erop kunt trainen buitengewone prestaties te leveren. Dat was een ontdekking die me een enorm gevoel van kracht ga. Het maakte dat ik me afvroeg waar ik, als ik het maar goed aanpakte, nog meer toe in staat zou zijn."
Kijk, dit soort positieve uitspraken horen we graag!